Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
maandag 22 december 2008
Spitten
Zou wel wat over kippen willen schrijven maar besef dat hun wereldje zo hecht met de aarde is verheven dat me de moed ontbreekt.Iedere zinsnede zou al gauw een leugen zijn en een interpretatie van mijn gedrag.Dus doe ik vandaag het zwijgen er toe met luisteren naar de rust van hun gesnater in saamhorigheid.
donderdag 18 december 2008
Een zeker soort gerief
Wanneer dan eindelijk de composthoop is ingericht komt daar het blad en ander vergankelijk leven in tot rust. Het keert weer tot de oorsprong terug vanuit de alledaagse vormen die het verliest.
Zo is sluiten met telkens keren een kringloopje nemen met de tijd. Volgend jaar, dat is al kort na nu, komt de kiem tot leven, verankerd in het proces dat levenscycli geeft. Het groeit, niet geheel uitgesloten, in de tot bladaarde verteerde delen van haar oorspronkelijk gewas. Gewas als geweest een voltooid teken dat voedingswaarde geeft aan al dat leeft.
Daags daarna rijd ik met opgeheven gemoed langs de grootste hoop uit de omgeving die mij moedeloos stemt. Ik gaf er het laatste van mijn eigen afval af en zag schrikbarende onzin belten uit ontstaan. Geen hoop is zo onbevlogen hoog de grond in geslagen dan waar je in de milieustraat gescheiden en wel de puin van mijn bestaan nog aantreft. Niets komt er uit voort dat daar in de schoot van moederaarde ligt te gisten, wachtend op een onvermijdelijk lot; het vergaat nimmer, gaat alleen gepaard met rot tot onverwerkt verleden. Mijn zooi keert weer ter aarde bestelt maar geeft alleen voeding aan ongenoegen dat het mij schenkt.
Terwijl ik nu de lianen van de bonenstaken snel en in gespreide stand tussen loof en keukenresten vlei waan ik mij weer een beetje gerust in deze hoop. Hier gist nieuw leven in alle rust en rijst de hoop dampend, zelfs in deze koude dagen lustig door tot aarde.
Dit had ik met alles moeten kunnen doen dat mij door de tijd laat leven. Gewoon geen sporen dan compost met het verteren van wat ik nuttig achtte als gebruiksgoed. Tot het nutteloos tussen het bladweefsel verder mag verteren. Ik nimmer meer de milieustraat aandoe met verwerpelijk heden dat mij tekent als een wegwerpdier.
Zo is sluiten met telkens keren een kringloopje nemen met de tijd. Volgend jaar, dat is al kort na nu, komt de kiem tot leven, verankerd in het proces dat levenscycli geeft. Het groeit, niet geheel uitgesloten, in de tot bladaarde verteerde delen van haar oorspronkelijk gewas. Gewas als geweest een voltooid teken dat voedingswaarde geeft aan al dat leeft.
Daags daarna rijd ik met opgeheven gemoed langs de grootste hoop uit de omgeving die mij moedeloos stemt. Ik gaf er het laatste van mijn eigen afval af en zag schrikbarende onzin belten uit ontstaan. Geen hoop is zo onbevlogen hoog de grond in geslagen dan waar je in de milieustraat gescheiden en wel de puin van mijn bestaan nog aantreft. Niets komt er uit voort dat daar in de schoot van moederaarde ligt te gisten, wachtend op een onvermijdelijk lot; het vergaat nimmer, gaat alleen gepaard met rot tot onverwerkt verleden. Mijn zooi keert weer ter aarde bestelt maar geeft alleen voeding aan ongenoegen dat het mij schenkt.
Terwijl ik nu de lianen van de bonenstaken snel en in gespreide stand tussen loof en keukenresten vlei waan ik mij weer een beetje gerust in deze hoop. Hier gist nieuw leven in alle rust en rijst de hoop dampend, zelfs in deze koude dagen lustig door tot aarde.
Dit had ik met alles moeten kunnen doen dat mij door de tijd laat leven. Gewoon geen sporen dan compost met het verteren van wat ik nuttig achtte als gebruiksgoed. Tot het nutteloos tussen het bladweefsel verder mag verteren. Ik nimmer meer de milieustraat aandoe met verwerpelijk heden dat mij tekent als een wegwerpdier.
vrijdag 12 december 2008
Pestvogel
een schooltje samen in de kroon gestoken, hoog bevlogen wintergasten. Te groot uitgevallen op het vinkentouw gespannen tegen weer en wind deden zich tegoed aan avondmalen van de gistende vruchten na de nachtvorst. Het was dat de tuinder mij wees op deze feestvreugde want zelf was ik er niet op gekomen dat naast kramsvogels ook deze kleurrijke gevederden ons al hadden aangedaan met overvliegen. Niet dat ik niet wist wat stond te komen, nee het was meer dat ik blijverrast mezelf met hem, de tuinman, kon verheugen op dit tafreel van welgestelden.
Naast te wit uitgeslagen buizerds en hier en daar een andere gekoppensnelde roofvogel van onbeduidend postuur luidde het met de eerste sneeuw toch de winter in, die zelf ik niet meer verwacht had.
Zo zie je maar, sprak hij, de groene man met grote handen, de potplanten gaan ook op stok. M'n vrouw poot ze momenteel onder de uitzettafels, tegen het verdrogen. En wij gaan voor een korte winterrust een eiland aan doen, om bij te lezen. We vogelen daarbij ook geregeld zonder kijker tijdens het uitwaaien langs de kust. Daar zie je zeealken zwaaien en meer soms robben dwalen over het wad. Het tuinleven ligt plat in dit jaargetijde en overwinteren is zonder inkomen een vak apart. Dus veel drukte valt niet uit te drukken in geld, gewin, of andere zaken dus vogelen wij wat uit. Zie een grauwe kiekendief, duidde ik hem. Ja die gaan we wel even missen, voor zover dat kan. Maar wat onverandert blijft is ruimte bij de vleet, daar durf ik mn bolgewassen om te verwedden.
Zo pal voor de jaarwissel zien wij elkaar weer. Dan heeft de boer geploegd, de schouwplicht achter de rug. lengen de dagen en zie purper op het einder de lente naderen. Wie dat wil missen is rijp voor het betonskelet met sneldekpannen van de stedelijk gesticht.
Naast te wit uitgeslagen buizerds en hier en daar een andere gekoppensnelde roofvogel van onbeduidend postuur luidde het met de eerste sneeuw toch de winter in, die zelf ik niet meer verwacht had.
Zo pal voor de jaarwissel zien wij elkaar weer. Dan heeft de boer geploegd, de schouwplicht achter de rug. lengen de dagen en zie purper op het einder de lente naderen. Wie dat wil missen is rijp voor het betonskelet met sneldekpannen van de stedelijk gesticht.
Abonneren op:
Posts (Atom)