Een gebroken draad wees naar een ontspanne kroon, takken staken naar omhoog. De jut was in de regen beland het sical bungelde er wat ongehoord omheen.
Ook onbewoond de bloempotten met stro die op hun kop tentoon hingen gelijk geknakte pruikenbollen van 't wintergeraas.
Alles verstilt, daalt ter aarde, spitvork stront en kruiwagens vol verrijking. Het pootgoed wacht smachtende op een simpel tijdsein om te voorschijn te ontluiken, als waren ze gesloten voor een jaar.
De graadmeter leest welhaast lentebeelden voor de geest, je beleeft de bodem weer in alle geuren, het is vol wilde gisten die lustig tekeer gaan in de maatmeten aan aarde etende wormend leven.
Je speelt met de gedachten ook de piepers eraan te laten geloven dat god echt bestaat in bodemleven, het kruipt door de porien je lichaam binnen in zijn al omvattende aanwezig zijn uitblinkend in de brake gronden.
Ik ben opzoek naar evenbeelden om mijn slag te slaan, maar voorzag nog geen moezenier die mij de les kon lezen, anders dan mijn eigen tijdsein van 'spring'leven!
Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
zondag 14 maart 2010
Abonneren op:
Posts (Atom)