Ik heb iets peperduurs waarin ik veel kan vastleggen. 'T is ook bijna een koude bak die het uitgiert, of zoals moederzaliger wist dat het bruiloftrijden heet.
Dat doet ook paardenpoep en kippenmest, vreemd genoeg. Beide warmtebronnen verhinderen de nachtvorst om uit te rijden.
Maar voor nu telt ieder zaaigoed vastgelegd in aarde als toekomstgewas een vreemde taal onder dekruiten. Zo ogen rode bieten grof, maar winterreuzen ondergewerkt als zwart zaad, met bijna maagdelijk het feest van krulsla nu als blanke aarde. Ondenkbaar dat er zoveel vruchbaars schuilt in moederaarde.
Met het oog op morgen gesteld ben ik goed voorbereid tot oogsten. Al zal het uitpoten ook niet misstaan in verband met achtertuinen waar minder tot weinig kan gedijen tot wasdom van een stevige krop of potig preitje. Ik zie uit naar mei of om en nabij de ijsheiligen. Want dan brandt alles los uit de bedekking. Voorlopig baren de piepers zorgen, al is in bedekte termen het gehele bed afgedekt met vliezen van een kunstvezel.
Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
dinsdag 8 april 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)