Ooft & Warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust


Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit


Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik

donderdag 1 mei 2008

Er wordt van alles mee uitgedrukt


Een rondje over het complex klinkt ingewikkeld, maar over goed geschoren padjes wijst het gewoon zichzelf de weg. Meestal wandel je in een tuin, dat klinkt intiemer dan er over heen gaan, wat vogels beogen te doen. Wij niet.









Geaard zijn is op velerlei manieren uit te drukken op deze vereniging van microgroentenboeren.






Ze boeren goed, maar zeer verscheiden met elkaar. Het gaat ook goed, al wordt er heel wat afgestemd op de jaarvergadering omtrent huishoudelijke reglementen. Maar bij meerderheid van stemmen vinden de raszuivere zaadstrooiers elkaar ieder voorjaar al doende in weer of geen weer op hun moestuin. Ze omarmen allemaal het idee een zinvolle bijdrage te leveren aan het bestaan op enige vierkante meters aardkorst. Ik scheerde bij wijze van spreken na mijn onderhoudsbeurt aan het aardappelbed eens in vogelvlucht in de vroege avond over het complex+ zoals ik al eerder stelde.

Het is divers wat je zoal treft aan staten van onderhoud. Iedereen zijn koninkrijkje. Daarop tref je een keur aan behuizingen voor het onderbrengen van zaaigoed, doorgaans plastic behuizingen.

Tot gereedschaphokken van ongekende en willekeurige omvang. De staat van afwerking is dien overeenkomstig, variërend van vakwerk tot bouwmarkten in alle toestanden van vergankelijkheid.







De staat van ontbinding is bij sommige al ingetreden voor het afgewerkt is. Afwerken is dan ook een bijzondere term in dit verband.
Zo treffen saailingen als schrale troost hun onderkomen in hekwerken en komen zij niet veel verder dan een gammahofje in elkaar flansen van flinterdunne kiets.





Tot en met ware keukenhoffen, waar je de maaltijd al ziet zitten op je hurken. Gaarden van allerlei aard, vruchtbaar of juist slechts tot vermaak van houtwallen staan en liggen allerlei stammen door mekaar.

Bij anderen is moeilijk te achterhalen wat ze aan het verbouwen zijn. Het zou zo maar kunnen dat gewassen daar tussen de onduidelijke omtrek van goederenopslag plaats vindt. Apart, dat wel, zoveel ruimte benutten met voor een moestuin onnutte gebruiksgoederen.







Weer anderen maken er een sport van met ´wie het eerste de grond uitkomt die maalt´ door allerlei doeken, tunnels en ander vreemdsoortige constructies te plaatsen over de kiemplanten. Ze lijken het plantgoed soms met huid en haar de bodem uit te willen trekken. Zo gespannen ziet men het zelden.




Vreemd genoeg is er nog geen prijs uitgeloofd aan dit soort wedstrijdverbanden. Wel wordt er iets gedaan met reuzenuien, de winnaar is degene met het grootste rokkostuum. Bij mij staan ze in een potje op de radiator versneld te ontkiemen. Misschien haal ik nog een laatste oorkonde met mijn veelteveeltigjarig jubileum.






Aansluitend, om mijn verhaal te staven plaatste ik deze foto's voor mijn eigen geheugendefect. Immers ik verkeer in een afscheidsfase en hoop hiermee op een déjà vu.

Ooit kruip ik in mijn geheugen en tref jaren later dit beeld wat ik schets en denk dan terug aan goede oude tijden. Waarmee ik wil zeggen dat ik dan vergeet dat het nu ook niet allemaal rozen zijn die geuren van herinneringen. Maar als je ouder bent mag je zeggen dat het vroeger altijd op een andere manier beter was. Vandaar.

is de kool al op

je inderdaad geen idee
of dit nu vroeger op is
dan normaal want
mijn laatste maal
was vorig jaar
de winter brak aan
en dat vond ik toen
heel normaal
los van het klimaat
daar klopt andermaal
met hagel nu weinig
anders meer van

Fazanten in benard perspectief.

Rondom, of sterker nog op, Koninginnedag werk ik altijd prinsessenbonen de grond in. Naast snijbonen is dat een symbolisch proces. Eerder dan mijn achterliggend anarchisme speelt die koninginnedag ook altijd op. Hoewel, eerlijk is eerlijk, heldhaftig ben ik geenszins, tegenwoordig geef ik nog minder tot niets om koningshuizen maar bieden daar tegen doe ik ook niet. Kunstkapsels, bedenksels uit een bol geslagen hoge pet, vermaledijde hoedjes, glad gestreken porumpjes , het kan me gestolen worden zonder dat ik het mis. Gelijk een soapserie is het misschien van waarde, dit bordeel als uitdragerij van feestgedruis in de Laaglanden.

Maar even terug in de tijd. Angst had ik wel in die dagen, jaren geleden. Het was ten strijde trekken tegen de vazallen van dit koningshuis, mij een doorn in het oog. Scherp goed gebekt pluimage van vreemde smetten geenszins vrij.

Een zekere prins, namen doen niet ter zake, met een reputatie van charlatan tot pooier van een groot erfelijk goed, Nederland genaamd. Hij speelde daartoe voor de fanfare meinedig een valse noot. Hield niet alleen van de dubbele moraal op veelwijverij maar bediende zich ook gaarne van het dubbelloops jachtgeweer. Nooit geschoten altijd mis, miste hij in nageslacht zelden doel. De gevolgen van zijn missers waren meetbaar nazaat van overal ter wereld maar ook fazanten op mijn moestuin.


Zwaar en zuur bekopen moest ik het bij al dit hanengevecht. Telkens waren de graaigrage poten en de snavels, bijzonder goede opvliegers gelijk de baas. Feilloos waren ze in staat mijn peulvruchten op te sporen en op te peuzelen, als was het een peulenschil. Niet te versmaden.

Met alle mij als pacifist ter beschikking staande milieuvriendelijke middelen moest ik me wapenen tegen dit tuig omwille van het prinselijke geweld: Zijn mislukte afschot.


Prinsessenbonen zaai je niet maar worden gepoot met stok en bij de staken (bij mij althans). En in tegenstelling tot tegenwoordig was dat niet een eenmalige handeling maar tot driemaal driemaal moest ik me er aan wagen, als Petrus gelijk stond ik te prevelen en de kiemkracht te verloochenen aan de aarde. Bodemloze yoghurtbekertjes kregen een geüpgrade zin bij hergebruik rondom de pit. Aaneengeregen zilveren melk- en andere zuivelflessendoppen moesten schitterend in de prille voorjaarszon hun verdrijvend werk verzetten. Kringloop kreeg zo een verwrongen perspectief. Flessenhalzen waagden het net boven de grond uitstekend en moesten fluitend bijdragen leveren in de wind. Naast de mol verdrijven, bijna multifunctioneel in gebruik. Draden overspannen het bed om die ellendige gevleugelde vandalen pootje te lichten, kippengaas versperringen op werpen alsof het koningskoppel bestreden moest zoals veel eerder andere krakers weerhouden moesten worden op hun feestje. Alles werd in de strijd geworpen tegen deze geneugten van de vruchten plukkende bezigheden van mijn prins der Nederlanden.


Hij die onze nieuwe polders tot zijn jachtdomeinen rekende wist zich van de prins geen kwaad uiteraard. Maar wel was hij de koning te rijk met zoveel ingedijkte weidsheid. Jaarlijks werden uit overzeese gebiedsdelen, als uit Noord Holland, jongbroed uit kwekerijen aangerukt en uitgezet op onze toen nog maagdelijke voormalige zeebodem.

Moestuinders als ik moesten het ontberen in dit spel met de elementen en de daarbij behorende oerdriften van ons aller prinsgemaal. Zij maalde op haar zetel hoog verheven over spirituele koningszaken terwijl hij de boel verziekte voor het zittend kabinet met allerlei zilver gevogel en schandelijke zaakjes daaromtrent die hem uiteindelijk de versierselen, op de mouw gespeld, kostte, in plaats van de befaamde kop.

Uiteindelijk ook in zijn hemd gezet werd deze krijgsheer.Daar hem de knopen van het uniform sprongen gelijk ons de schellen van de ogen. Zelfs de huidige zittende koningin werd daartoe in de strijd geworpen ter overleving van dit koningshuis en om zijn gezicht te redden van een gewisse ondergang. De man met zwaar aangezet Duits accent, een tongval waar je over kon struikelen, die hij weigerde af te leren, gelijk andere bedenkelijke eigenschappen. Hij leerde blijkbaar nooit iets af maar eerder aan met wat zijn alter ego ten goede kwam. Overerfelijk belast met aangetrouwd monarchje spelen is een rol die niet voor iedere zaadcel is weggelegd. Maar ik heb geen kwaad woord over over de doden.


Zeer beminnelijk en innemend schoot hij doodleuk met zijn zakenpartners, zouden echt zijn lockheed vriendjes daarbij op de hoogzit hebben gezeten(?), allerlei uitgezet gevogelte neer. Bij voorkeur opgedreven uit de velden en uit de lucht weer neer gehaald. Afgelegd of moet ik zeggen: Aangeschoten wild gelijk hem zelf, edel wild, wat met voorstaan voor schut werd geplaatst. Bloedend uit de meest denkbare wonden, pijnlijk na de val onderweg naar de eeuwige jachtvelden.

Bossen werden tijdelijk kroondomein, voor de prinsgemaal en zijn gevolg, dat de plaats in de Rolls Royce verruilde voor imago verhogende vierwiel aangedreven boliden. In confrontatie met mijn wandellustige camera liep ik in herfsttaferelen menig desillusie op over vrij Nederland. Terloops kan ik hier fijnzinnig mededelen dat ik op zulke jachtlustige dagen mijn dagelijkse wandeling niet mocht voortzetten op de gewijde gronden van het Hollands hout. “u zou verwond kunnen raken” werd mij aangegeven, in dit vervaarlijk tijdverdrijf.
Op zulke momenten verkoos eieren voor mijn geld en de moestuin boven de natuur. Die natuurlijke rijk-dommen zijn beloop te laten met het geweer in het vizier. Het bos is op dat soort momenten geen paradijs voor burgermannen als ik die nu eenmaal weinig heldhaftig zijn.

Hij, onze prinsgemaal, schoot in zijn jachtseizoen, in dorst en honger naar de zin des levens, helaas niet al zijn uitgezette beesten neer. Veel exoten wisten de dans te ontspringen. Alle toentertijd heersende strenge winters ten spijt overleefde menig fazant. Hoewel de, van deze in mijn ogen ongewenste, populatie minimaliserende door het achterwege blijvend broedsucces.

Er bleven altijd verwilderde hennen en hanen over om mijn voorjaar ook tot een jachtseizoen om te toveren. Van de onbeduidenden op deze aarde die, geweld afgezworen, niet meer konden doen dan strijd aanbinden met boven al eerder genoemde relikwieën. En uiteraard zonder afschot of wapenvergunning. Want het doden is slechts weggelegd voor welgestelden of zij die in dienst gesteld hun welvaart moeten bekopen met de dood, en uiteraard, zij die het duister van de moord niet schuwen in het beslissen over andermans leven. Allemaal goden op aarde ongeacht hun motieven.

Even tussen twee haakjes, ik ben geen communist, fascist of actief pacifist. Meer dan geweldloos maar wel geweldig leven wens ik me hier in dit kortstondig verblijf op aarde. Niets staat mij voor ogen als levensideaal dan alle mensen gelijk te zijn. Uitgezonderd zij die de jacht omarmen met hun schietgrage handen als welvarend tijdverdrijf. Deze lieden staan wel in kwade reuk bij mij en dienen eerst ontwapenend te zijn voor zij smetvrij de eeuwige jachtvelden met mij mogen betreden, zo helpe mij god almachtig.

Meer bedenkelijk frons ik de wenkbrauw waar het om beschermheren gaat van ons vaders erfdeel; de moeder natuur. Om hun eeuwige jachtgronden veilig te stellen voor hun nageslacht. Deze beschermheren zijn hoogst verdacht in hun goede doelen om het eigen gewin daarin.


Het is allemaal goed gekomen en goed afgelopen. Ik ben wat gematigder even als het huidige klimaat. De fazanten zijn bijna uitgestorven in gelijk tred met de herinnering aan de wijlen gezagvoerder der strijdkrachten. Evenzogoed heeft staatsbosbeheer zijn toezichtfunctie aangescherpt op de vrije jacht. Die is aan banden en in eigen beheer genomen, waarbij op grond van erfrecht geen jachtrituelen in eigen hand mogen worden genomen. We zijn dus bijna gelijk, de huidige prins en ik in deze polders. Domeinen leed als voormalig groot grond bezitter hier ook al verlies en boette voornamelijk in oppervlakte in. Die invloed deed oranje buiten 30 april om toch aardig verdwijnen uit hun hobby sfeer. Ze zijn nu gedoemd zich bot te vieren op de luttele meters kroondomeinen ergens geklemd tussen Apeldoorn en Garderen. Een schrale troost.


Oh ja, natuurlijk vijanden ten over uiteraard. Ook ik werd toentertijd geplaagd door konijnen op de eerste plaats. Vierkante kilometers ingegraven kippengaas moesten verhinderen dat deze vraatzuchtigen zich vergrepen aan onze verse sla en andere gewassen . Ook bijna hopeloos en ten einde raad werd, in tegenstelling tot het koningsmaal, deze wildbraad door zichzelf bestreden geholpen door ook hun fokdriften en stierven uit op plekken waar zij als knaagdier mij geen dienst bewezen in hun aanwezigheid. Minuscule schepsels gods richtte deze knaagdieren ten gronde. Een wonder dat zonder decreet van onze vorst tot stand kwam.


Mijn peulvruchten staan vrij en vaardig te ontbotten op de koude grond waarop ik mijmerend aan oudere tijden me toch nog een vrijbuiter waan zonder snipperdagen op deze hemelvaartsdag. De oogst ligt in het verschiet om maar eens een metafoor te gebruiken. Hier zittend op een kunststof tuinstoel zie ik gemoedelijk mijn hond zich verbazen. Hij ziet net als ik de woelmuis opduiken onder een vliesdoek. Even verder heeft een molshoop tekenen van leven gegeven. Het stemt ook mij allemaal hoopvol op deze verder stralende dag. Het koninginnekruid, ja daar is niets tegen (opgewassen zijnde ondergrondse wortelopslag woekert het op gezette tijden) Ik zie uit naar vlinders ondertussen, zij spannen mijn kroon en hoop stiekem ook op hun vijanden die mij boeien als sluipwespen op ongebaande wegen.