Ik tuin er in.
Laat me verrassen en versieren
met schoffel omwille van het hart
en zowat meer.
Laat het look zomaar zonder look weer staan.
Waar 't is begonnen, hoe onbezonnen,
de paardenbloem in de vrije omtrek
van een schets uit het bloemenleven.
Vogelmelk rust uitgemolken bleek,
goed en wel al uitgebloeid
al voor het zelfs begon ter aarde.
Doegras hoopt sprietend opnieuw
leven geel op groen. Daar
moet ik het afdoende mee doen.
Wat aangeslagen bungelen
de kaardenbollen boven over
het plaveisel tezamen met de gulden roede.
Van vorig jaar valt niets meer te vrezen.
Opgelucht piepen rood aangelopen
tengels uit de aarde. Uitlopers van de
overwintergasten.
Ze doen weer landjepik rondom een vijver
van poeltjes regen. Al is 't ooit gegraven
als een plas.
Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
vrijdag 11 april 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)