Ooft & Warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust


Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit


Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik

donderdag 17 december 2009

Het was van koud ontgonnen gronden


dat vurig rode melde doortrokken regels
krachtig smakende pastinaakt
in onomwonden groenlof zinnen
van vruchtiger aardbei in het lover
het malser groen spinazie in de ogen
sprak in aalbes bevochtigde lippen
de zomerse nadagen ronduit oren
het wijd spreiden van het zaad 
over de bedden wilder worp
waaruit als kolen krachtig spruiten
waar de r uitsprong in kleiner kiem
tot wasdom stijf in de holte
nauw omsloten bloembodem
dat de lust tot oogsten droeg
na voldongen seizoenen groeien
rijpend nachtvorst nakend
in de grond van eerder maagdelijk
wit uitgeslagen levenslust