Ooft & Warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust


Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit


Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik

donderdag 1 januari 2009

uiteraard in 't wit


Alles rijpt, hecht aan de aarde. Bladeren worden kerstkransjes en de composthoop zetel voor de nachtvorst. De kippen hebben een veelvoudig volume en ervaren de bodem hardvochtig. Niets biedt uitzicht op de dooi. Ik hoor denkbeeldig grondverzet in de uit de kluiten gewassen warmoezerij.
Er scharrelt dagelijks kakelbont pluimvee over de teeltlagen van de ingerichte bedden. Met veel gesnatter weerstaan zij het weer. Dagelijks eieren, maar ik geniet meer van hun eigenheid, hun innigheid die ze met zichzelf hebben. Zo vanzelfsprekend kan gedrag dus zijn.