Neerslag in het gewas, de pronkers halfstok door de wind bijna ingehaald. Ik oogst me rot aan rijp fruit. Tegen slakken is geen kruid opgewassen, bij tijd en wijlen leg ik er eentje open en zie mijn bladsla tot moes weer vloeiend uit hun gespierde lijf terug stromen de grond. De kroon spannen de princessenbonen tegen iedere verdrukking in huishoog de vaandeldragers in mijn hof. Met bloed, zweet en tranen van het bietenrood loop ik te hoop met mijn rapen te koop. Leuren heeft geen pas in de overdaad van dit orgasme van puur genot waarin de groene weelde zich tooit. Het is lopen over spitskolen van vreugde ...ik loop dan ook over van genot van al die kapot gevreten kolen. Mijn medetuinders zijn met een voetzool alles de baas tot op het moment dat ik, spugzat, ten strijde trek met zakmes in aanslag voor een slachtpartij onder deze wildbraad. Geen slak blijft ongenaakbaar bij het zien van dit geweld onder de naaktslakken dat ik pleeg. Hopend op wat minder neerslag om die reden en de prangende vraag: "wanneer kom ik de egel tegen, behoudens scharrelend rond de plas".
Het gaat bergafwaarts met de eksters nu de fruitoogst binnen is gehaald, zo mikken nog op het laatste blinkende glas dat werktuigelijk voor hen is uitgestald. Zonder veel baat overigens, het haalt niets uit, zij verblijven gewiekst van mijn farmbozen af.
Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
Abonneren op:
Posts (Atom)