Ooft & Warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust


Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit


Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik

woensdag 11 maart 2009

Op erfpacht

Naast alles wat ik uitgelezen al bezat, was het de koolhaas die m'n tuin leeg vrat. Een uitgesproken bokkensprong maakte telkens dat hij ermee weg kon. Telkens als ik dacht grip te hebben tussen de regels was hij verkeken.

Ontsnapt aan de aandacht die ik schonk waren ook mijn gewassen uitgetrokken. Aardde steeds minder voor het begrip het verstandelijk nut tot telen. In die zin dat ik er wat van begreep hoe iedere kiem die wortel schoot hoe pril ook weer werd onttrokken aan mijn oog.

Tot wasdom komen was tot slot iets dat ten lange leste ook ontschoot. Vertrapt door huppelend wegbewegen las ik het zaad voor het vergooien en liep verstrooid de moestuin uit. Daar uitgelezen in de kou het boek afsloot waar ik van het volle leven toch genoot.