Ooft & Warmoes
Ooft en warmoes
Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust
Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit
Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof
De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik
zondag 8 september 2019
het nazomert nog wat
het is verstomd op straat vandaag
heerst voor het eerst de zondagsrust
met diepe zucht slaken ook
mannen hun innig ongenoeg
de wedstrijden zijn afgelast rest ook
de buurmannen niets dan te spelen
met hun hoge druk spuit die honden
niet aan laat slaan maar op de vlucht
voorts is er miezer en speelt de zon mooi
weer op lichtharpjes nabij de horizon
het komt zo uit dat de boer wat giftig
z'n spoeiarmen strekt op 't aardappelveld
de prei staart doodleuk uitgestoken
naar de courgette die ietwat opgelicht
voelt dat zij is afgezet de eerste mol
er is nog hoop sprak ook de merel
vanaf zijn aambeeld waarop de slak
zojuist geslacht werd met het kraken
van zijn huis was zij uit haar schulp
geconsumeerd een uitstekende smaak
viel ook ten deel de vroege rijpe conférence
haar vruchtvlees overheerlijk gelijk menig
goed gevormde peer een eigenschap
die menig heer weer goed doet met dit weer
de warmoezer overzag en overdacht
gerust op steel met werpen van een steelse
blik zijn uitgestoken oogstseizoen bedacht
zo't bij hem opkwam nog het viel niet tegen
met wat mee zat bij het opkomen was
niet tegen gevallen een weinig slechts
opgevroten door gevogelte en bodemleven
en ging zijnweegs met de laatste zomerprei