Ooft & Warmoes

Ooft en warmoes

Ik oogst het rot de fruitgaard uit
als levensdoel en lijfsbehoud
en laat het rijp zich schikken
de zon keert daar haar zijde toe
glansrijk ooft er alle rust


Als eerste al dunde ik
het fruit de junirui het krenten
het vele moes-t-er uit


Ik sloopte ook het hout
de waterloot de beursen
tassen het woekerloof

De beurtjaren nam ik op de koop
maar nu ’t mastjaar er in beurt
oogst ik mij rijk aan wilde mannen
ik stoof tot slot
in kruidnagel en brandewijn
tot weeïg vlees voor vruchtgebruik

vrijdag 25 april 2008

Wat bloeit er in de hof

Het zou eens gedicht moeten worden hoe dementie toeslaat bij de bejaarde tuinder. Langzaam aan steeds meer gebukt gaan onder grondwerk, waar hij tot de aarde toe wordt bewogen. Jaar na jaar dieper buigt hij ter aarde. Terwijl hij steeds vaker in gedachten verzonken de weg zoek is, naar de plek die hij jaren vertrouwd leek aan te doen.
Nu is hij verbouwereerd over zoveel tinten dat hij mij vroeg, waar of de moestuin zich dan wel bevond. "Ik moet verdwaald zijn, zoals eerder, maar ik weet geen weg terug".

Het antwoord speelde me om de lippen 'ach je vrouw, zie ginder, zij wacht reeds, dus geen nood. Wat nog niet vertrouwd is, lijkt een uurtje later al een eeuwigheid aan herinneringen te bevatten. Zeker wanneer je de spade ter hand neemt, zal het herkennen oorverdovend zijn'.

Hij zou het niet bevatten, dus ik zweeg, daar ik zelfs ook ternauwernood kon door gronden hetgeen ik bedacht.

De bloesem tovert de werkelijkheid tot een ogenschijn van zeker heden. Tijdelijk is hier een plaats om te vertoeven. Je waant je kortstondig in de balsem van de populier en vogelkers in het hiernamaals. De overtuiging dat gods schepping aldaar eeuwig schoffelen betekent doet me terug schrikken naar mijn lusthof. Bloesem ten tweede male;

Als eerst weerom de giese wildeman
Dan valt onmiddellijk de pruim op. Als gewimperde voorjaarsogen blikken de meeldraden rond de gele stamper. Het zijn geleide buren van elkaar die gieser en de Belle de Louvain.
Vervolgens staan de zwarte bessen van verschillend ras, maar alle stiekem als stek van de Florida in de haarlemmermeer weggenomen. Het was compensatiegedrag voor de ellende die Schiphol steeds meer de Flevopolder aandoet. Ik ben een nonvlieger en ervaar gestroomlijnd blik als pure nutteloze hinder. Al zal menig economisch nut bewezen geacht worden. Blijf ik twijfelen aan de noodzaak van vliegverkeerd. De zwarte bes, ontstolen uit een luidruchtig verleden;Aansluitend staat er een onschuldig slapend frambozenbosje die ik niet zal vastleggen alvorens zij uit de knoppen springen. Dus daarvoor in de plaats een Josta's. Kruising tussen de zwarte en bosbes. Fraaie maar ingewikkelde bloemopbouw. Solitaire bijtjes weten er raad mee. ik sta nog steeds versteld wat een digitaal samsungetje toch allemaal vastlegt. Het ding is verzopen en weer gerepareerd waarbij tegen minder dan niets het hele interieur vervangen is. En het boeltje werk macroscopisch goed op supermacrostand met tweemaal digizoom. Je maakt van een mug een olifant, ziet bij wijze van spreken het schaamhaar op de blaadjes, wat aangenaam is.


Ik ben bij de rode bessen aangekomen. Het blad krult alweer genoegzaam onder de luizen kolonie als bladparasiet en bloeit luidruchtig onder de druk van de buren hun bijenvolkje. Het was ooit Jonkheer van Tets maar dat betwijfel ik nu al jaren. Na zoveel gestek en gekruisbestuif

Ik heb nog wat jongere aanplant van om en na bij de tien jaar warmoezen. Als eerste de kruisbes Honeymaki, blauwe en witte, de foto betreft de blauwe. De naam schrijf ik ongetwijfeld verkeert, maar ik schrijf dan ook 1995. Als stekgoed gekregen van een medetuinder die fel gekant is tegen de naam warmoezerij zijnde een milieuvriendelijke tuin vereniging . Ze doen het en smaken zoals ze ogen zoet

En dan de Rode van Boskoop die mijn werkgever verstrekte als golden delicious. Wat alles zegt over de het kennisklimaat bij een waterdienst. De naam zou afgeleid kunnen zijn van de knoppenpracht.Nog een peer, de Doyenné du Comice. Op sterven na dood verpoot in oktober 2006. Het was te warm, er zat teveel blad nog aan en ik was te ongeduldig. Als beloning een bloeide peer twee jaar later: letwel de foto is onscherp, wat bekoorlijk is in deze.


Zo dit alles in een oogwenk rond 18.00 uur vandaag geplukt. Dat de buurman het spoor bijster is begrijp ik met deze bloempracht. Dit alles nog afgezien van de haagheesters als eenstijlige meidoorn, sleedoorn, vogelkers (de echte) en de wilde kersen. Dat maakt de wereld echt anders boven de paardenbloemen

woensdag 23 april 2008

Impressies

Van chamotte wordt veel gebakken aardewerk gemaakt. Een grondproduct voor velen met hart voor de zaak. Het naakt wordt waarheid en soms ook bilformaat. Zoals al op deze foto links prijkt. De aarde uitgebeeld met harde stukjes werkelijkheid.














Onvermijdelijk om dan ook hier in grondwerk te zien zoals ik ook verricht in lichte zavel. De bilspier vormt al schoffelend en spittend een onverzettelijk lichaamsdeel, dat wel gespierd de bodem ploegt tot teelaarde. Vandaar dit beeld om mee te beginnen.

Ik aard nog steeds goed op zeebodem in dit verschiet van grondwerk verzetten. De warmoes placht tegen beter weten te bloeien als was de schepping hier bedacht.

Kijk eens mijn wilde man zo naar de knoppen, ontbottend op het dorre hout. Een weelde die het oog bevangt in lyrische gedachten. Verwacht dan ook van mij geen vruchtbare pennenstreken anders dan wat een te verwachtte oogst mij brengt.


Ik ben hoopvol op z'n minst in dit tijdsbestek van luttele seizoenen.



Maar wat ook bijdraagt aan deze gemoedstoestand is het oude dat zwart en stram in het gelid gesteld de zon vertegenwoordigde uit een eerder jaargetijde, al was het al een jaar geleden.





Toornt het weelderig en detoneert mijn voorjaar in weemoed van het verleden.
Maar waar het mij nu om gaat is lente. Een geforseerde lente, maar hoedanook een pril begin dat uit de aarde ontsnapt tegen alle nachtvorsten in en troont onder het slapend gerief van een vliesdeken. Licht en vocht doorlatend tiert het weelderig al is het echt te vroeg voor dit jaargetijde. Ik schrijf 21 april in mijn tuinboekje en noteer een uitroepteken bij ht vorstbestendig karakter van mijn piepers.
Omgeven door stront en zwam gedijt het aardappelgewas.
Een achtingswaardige nachtschade veronachtzaamt gewoon de koude voor de hondsdagen. Ik met hoopvol met ze begaan.
Zie ze prijken als een koud kunstje, dit groene blad dat mij verraste.









ik geef ten slotte ook nog op over de Peziza repanda. Een prachtige naam die de bleekbruine bekerzwam verdient als saprofiet. Gewoon je nergens voor schamen en lekker tussen de piepers in de boel verteren van stro tot voeding van mijn aardappelen. Aangenaam kennis te maken:


vrijdag 11 april 2008

Taalarm moede

Ik tuin er in.
Laat me verrassen en versieren
met schoffel omwille van het hart
en zowat meer.

Laat het look zomaar zonder look weer staan.
Waar 't is begonnen, hoe onbezonnen,
de paardenbloem in de vrije omtrek
van een schets uit het bloemenleven.

Vogelmelk rust uitgemolken bleek,
goed en wel al uitgebloeid
al voor het zelfs begon ter aarde.

Doegras hoopt sprietend opnieuw
leven geel op groen. Daar
moet ik het afdoende mee doen.

Wat aangeslagen bungelen
de kaardenbollen boven over
het plaveisel tezamen met de gulden roede.

Van vorig jaar valt niets meer te vrezen.
Opgelucht piepen rood aangelopen
tengels uit de aarde. Uitlopers van de
overwintergasten.

Ze doen weer landjepik rondom een vijver
van poeltjes regen. Al is 't ooit gegraven
als een plas.

donderdag 10 april 2008

Onderspitten

delven is het eerste waar je dan aan denkt. Maar er is geen sprake van bij grond bewerken tot de bodem toe in welbevinden. Evenaren is hier op z'n plaats, als wenteling in jaargetijde.
U begrijpt ik ben gedicht vandaag.
Kijk hier maar eens in de knoppen van de wilde man.
Zo, klaar als een klontje
alles tot op vier ogen
gesnoeid en wel overwogen
uitgestoken het nieuwe bed
opgeworpen voor't beproeven
van geluk dat zich laat zaaien

de lente maakt er een leven van
hoe nageslacht er wordt geboren
wel wat aangebonden speelt 't mooi
het samenspel van samenbinden

alles trouw tot uitgelezen
vruchtgebruik een eeuwigheid
wat morgen anders dan vandaag
alwaar geworden oogst

gedolven blijkt hier achteraf
een ander lot dan onderspitten
het land tot voedsel voor de geest

dinsdag 8 april 2008

Iets peperduurs

Ik heb iets peperduurs waarin ik veel kan vastleggen. 'T is ook bijna een koude bak die het uitgiert, of zoals moederzaliger wist dat het bruiloftrijden heet.
Dat doet ook paardenpoep en kippenmest, vreemd genoeg. Beide warmtebronnen verhinderen de nachtvorst om uit te rijden.

Maar voor nu telt ieder zaaigoed vastgelegd in aarde als toekomstgewas een vreemde taal onder dekruiten. Zo ogen rode bieten grof, maar winterreuzen ondergewerkt als zwart zaad, met bijna maagdelijk het feest van krulsla nu als blanke aarde. Ondenkbaar dat er zoveel vruchbaars schuilt in moederaarde.

Met het oog op morgen gesteld ben ik goed voorbereid tot oogsten. Al zal het uitpoten ook niet misstaan in verband met achtertuinen waar minder tot weinig kan gedijen tot wasdom van een stevige krop of potig preitje. Ik zie uit naar mei of om en nabij de ijsheiligen. Want dan brandt alles los uit de bedekking. Voorlopig baren de piepers zorgen, al is in bedekte termen het gehele bed afgedekt met vliezen van een kunstvezel.

woensdag 2 april 2008

De piepers

Rondom mij luid gejubel
van koren goed gebekten.
Zij bewijzen mij
en daarnaast een bestaan
op aarde. Waaraan ik me wijd.
Een eredienst in alle toonaarden.

Op goede gronden bedrijf ik
de liefde met het voorjaar.
En richt mij ten overstaan
ten gronde.

De piepers dienen eveneens
gepoot met dit geloof;
dat de koude uit de bodem
geslagen, als uit het hart
verdreven, ontvankelijk is
voor kiemkracht.

Knol voor knol uitspruitend
goed voor vaste kokers
uit de grond van mijn hart.